dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Iemand vroeg me deze week waar ik over zou schrijven als we in een rechtvaardige wereld zouden leven. Een vraag die me niet losliet, misschien ook omdat ik mijmeren over rechtvaardigheid me afleiding gaf van mijn sombere stemming. Zelfs in de beste tijden verdraag ik dat hele weinig-daglicht-gebeuren waar we in december altijd doorheen moeten vrij matig, en het zijn niet de beste tijden. Ik weet zeker dat ik niet de enige ben voor wie de afgelopen maanden hebben aangevoeld alsof we collectief beland zijn in dat hartverscheurende gedicht van Warsan Shire: ‘later that night / i held an atlas in my lap / ran my fingers across the whole world / and whispered / where does it hurt? / it answered / everywhere / everywhere / everywhere.’

Er valt momenteel verrekte weinig te dromen, maar dat is natuurlijk wanneer dromen er het meest toe doen.

Een rechtvaardige wereld, dus. Ik probeer het me voor te stellen. Er zou geen genocide in Gaza plaatsvinden. Geen kinderen met ‘WCNSF’ op hun arm, wat de Engelse afkorting is voor ‘gewond kind, geen overlevende familie.’ Geen vaders die met hun blote handen klauwen aan het puin van het gebouw dat vlak voor de Israëlische bom nog een huis was, terwijl ze de namen van hun kinderen roepen. Geen moeders die zich vastklampen aan kleine lijkjes in witte zakken, nog een laatste kusje, alsjeblieft, nog even, ik kan nog niet loslaten. Niets van dat alles. Want de wereld was rechtvaardig.

We zouden geen fascist hebben als bijna-premier. Geen extreem-rechtse antisemiet als Kamer-voorzitter. Politieke partijen zouden met elkaar van mening verschillen over de beste oplossingen voor allerlei problemen, maar niet over of de grondwet wel moet gelden voor iedereen. Nooit over de vraag of sommige mensen vanwege hun geloof of afkomst net iets minder mens zijn dan anderen.

Er zouden geen vluchtelingen verrekken in koude, natte tentjes in door God en alle mensen vergeten kampen op Griekse eilanden. Geen moeders die hun kinderen moeten troosten omdat ze schurft hebben en moeten slapen op een stuk karton.

Er zou geen klimaatcrisis zijn. Geen mensen in het Globale Zuiden die eerst oogst na oogst zien verdorren om vervolgens op de vlucht te moeten slaan omdat alle regen in één keer komt en alles wat ze hebben wordt meegesleurd door een kolkende modderstroom. Geen wetenschappers die permanent de noodklok luiden over het warmste jaar ooit, de warmste zee ooit, het minste zee-ijs ooit, de kleinste gletsjers ooit. Geen klimaatactivisten die gemarteld worden door regimes met oliedollartekens in hun ogen, zoals nu onder andere gebeurt in Oeganda.

Er zou geen armoede zijn. Geen uitbuiting. Geen plundering. Geen verwoesting. Geen haat. Geen oorlog.

In die wereld zou ik alleen nog maar opgewekte columns hoeven schrijven. Ik zou op bezoek gaan bij een ex-varkensboer die nu landbouwgrond helpt verwilderen en die heeft ontdekt hoeveel meer vervulling hij haalt uit het helpen van het leven dan uit het afslachten ervan. Ik zou schrijven over een chronisch zieke bijstandsmoeder die dankzij haar basisinkomen eindelijk ontspannen kan bestaan. Over hoe de Palestijnen in Gaza voor de tiende keer hun Bevrijdingsdag hebben gevierd.

Ik zou vertellen over hoe de concentratie CO2 in de lucht niet alleen stabiel blijft maar inmiddels afneemt, na een episch wereldwijd project om bossen en wetlands te herstellen. Over hoe het ijs in Groenland voor het eerst weer aangroeit. Over hoe er geld is overgebleven uit het riant opgezette loss and damage-klimaatfonds en hoe landen unaniem besluiten dat te steken in gratis onderwijs en gezondheidszorg.

Ik zou schrijven over de wilde natuur die we hebben laten ontstaan rondom de steden. Ik zou vertellen hoe ik ‘s ochtends de deur opendoe van mijn betaalbare, knusse, energieneutrale woning. Het heeft vannacht geregend. Ik ruik bosgrond en natte bomen. Even twijfel ik of gratis het schone openbaar vervoer naar de stad zal nemen. Maar de zon begint te schijnen en ik hoor overal vogels zingen, dus ik trek mijn wandelschoenen aan en stap de deur uit, de rechtvaardige wereld in.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Als je de aarde alleen ziet als iets om uit te buiten, dan verdoem je jezelf.’ Als de klimaattop in Dubai me ergens aan doet denken, dan is het aan die uitspraak van schrijver Amitav Ghosh.

De clusterfuck begon al toen bleek dat de voorzitter van de top de hele-dikke-oliebaas Sultan al-Jaber zou zijn. Het staatsbedrijf dat hij leidt, pompte in 2021 het volstrekt niet lullige aantal van 2,7 miljoen vaten olie per dag op. Hij kondigde al aan dat hij dit in 2027 verdubbeld wil hebben.

Uiteraard zei Al-Jaber er niet bij dat hij voornemens was om de klimaattop te verbouwen tot een fossiel feestje. Die aap kwam uit de mouw tijdens een online bijeenkomst, vorige maand. De vraag was of hij in Dubai het voortouw wilde nemen in het rechtvaardig afbouwen van fossiele brandstoffen, omdat we tenslotte al middenin de klimaatcrisis zitten. Al-Jaber vond dat maar ‘alarmistisch’. Hij ontkende de complete klimaatwetenschap door te stellen dat het, om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad, helemaal niet nodig is om olie, gas en kolen uit te faseren. Het kan ook niet, zei hij, tenzij we weer in grotten willen gaan leven.

Bovendien had de BBC inmiddels uitgelekte notities in handen gekregen waaruit bleek dat Al-Jabers thuisland, de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), de klimaattop wilde gebruiken om oliedeals te sluiten. Onder andere over nieuw aan te boren fossiele bronnen – iets dat volkomen onverenigbaar is met details als, zeg, het complete Parijs-akkoord.

Om de boel een beetje op te kalefateren, was er aan het begin van de top een goed-nieuws-momentje. Er komt eindelijk een loss and damage-fonds voor armere landen die harde klimaatklappen krijgen. Het leverde een staande ovatie op, las ik, maar het bedrag in het fonds – 460 miljoen dollar – is een fooi; niet alleen een fractie van wat er nodig zal zijn om getroffen landen te helpen, maar ook een diep beledigende 0,007 procent van het bedrag dat landen wereldwijd elk jaar uitgeven aan fossiele subsidies.

De olie- en gaslobbyisten – in Dubai in veel grotere getale aanwezig dan ooit tevoren op een klimaattop, maar dat zal u inmiddels niet meer verbazen – lachen zich de broeikasballen uit hun broek. Veel oliegiganten kondigden dit jaar immers vrolijk aan dat ze de productie van olie en gas niet gaan terugdringen en dat ze lekker blijven investeren in fossiel – ook in nieuwe bronnen. Zo legt TotalEnergies op dit moment de verwoestende East African Crude Oil Pipeline (EACOP) aan, om olie die ze gaan oppompen in kwetsbare Oegandese natuurgebieden via onteigend land en het Victoriameer naar de kust van Tanzania te transporteren. Een lekkage zou een ecologische ramp zijn en miljoenen mensen van hun levensonderhoud kunnen beroven, maar dat kan Total niks schelen: zij pakken de winst en laten de ellende achter.

Hetzelfde geldt voor VAE’s bevriende buurland, Saoedi-Arabië, dat van plan blijkt te zijn om onder meer opkomende economieën in Afrika verslaafd te maken aan fossiele brandstoffen. Zo willen ze deals maken om goedkope benzine-auto’s op de markt te laten brengen en ‘power ships’ laten aanrukken die van supervervuilende stookolie elektriciteit maken voor kuststeden. Eén van de hoofddoelen: zorgen dat er niet minder maar juist méér fossiele energie wordt gebruikt. Alles voor het grote geld.

Neokolonialisme is, kortom, springlevend en riant vertegenwoordigd in Dubai. En omdat Al-Jaber & co de rode loper hebben uitgerold voor Big Oil zal de klimaattop daar niets aan veranderen. Niemand zal, om Ghosh aan te halen, vragen hoe het kan dat grote bedrijven onze prachtige, levende planeet zijn gaan behandelen als een gigantisch grondstoffenmagazijn dat er alleen is om gebruikt te worden. Niemand zal zijn armen in de lucht gooien en uitroepen hoe diep verkeerd dit allemaal is.

In plaats daarvan zullen de wormtongen van de fossiele industrie hun bezweringen – winst, innovatie, groei – in de oren van machthebbers blijven lispelen, terwijl de aarde brandt en overstroomt. Mensen sterven en de leiders in Dubai zullen weer niet zullen doen wat nodig is. Het is meer dan een clusterfuck. Het is een misdaad.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De zachte krachten zullen zeker winnen’, schreef Henriëtte Roland Holst. Ze had het over liefde, ‘de zin van ’t leven der planeten, / en mense’ en diere’. / Er is niets wat kan storen / ’t stijgen tot haar.’ Ik moest aan dit gedicht denken toen ik vorige week het zoveelste verontrustende bericht over de psychische gezondheid van jongeren las. Volgens een peiling van 3Vraagt onder 1600 jonge mensen heeft 85 procent last van mentale klachten: stress, piekeren, slaapproblemen, depressie. Een op vijf heeft hier in de afgelopen twee jaar medicijnen voor gebruikt; een even grote groep verdooft de ellende met alcohol of drugs.

Onze kinderen zouden best willen stijgen, maar er stoort van alles. Ze gaan, zo weten we uit eerder onderzoek, langzaam ten onder aan de druk van de neoliberale prestatiemaatschappij, waarin niet liefde maar succes het hoogste gebod is. Het antwoord van de wereld der volwassenen is doorgaans niet dat het dan hoog tijd is om hevig te klussen aan de staat van de samenleving in het algemeen en het onderwijs in het bijzonder, maar dat jonge mensen sterker moeten worden. Dat ze hun weerbaarheid moeten trainen. Hun eigen kracht moeten vinden.

Dit is geen zachte maar een harde kracht. In haar essay Meltdown of the phantom snowflakes schrijft Laurie Penny dat ‘kracht’ te vaak betekent: ‘Sterk genoeg om niet bevrijd te hoeven worden. Sterk genoeg om onrecht te verdragen.’ Stilletjes verdragen, ook nog, want wanneer het een teken van kracht is om je zodanig te schikken in je deprimerende lot dat niemand last van je heeft, dan is tegen dat lot in opstand komen of zelfs maar proberen je eigen weg te vinden al gauw een teken van zwakte. ‘Dat is wat we zien wanneer jonge mensen die strijden voor verandering ‘de sneeuwvlokjesgeneratie’ worden genoemd’, merkt Penny op. We zeggen dat ze zeuren. Berispen hen om hun slachtoffergedrag.

Een panellid van 3Vraagt beaamt dat: ‘Het is pompen of verzuipen. En als we proberen in die storm ons eigen kompas te volgen en onze eigen waarden na te streven, ongeacht de druk, staat de oudere generatie altijd klaar om ons watjes te noemen.’

In een opmerking als ‘je moet jouw eigen kracht vinden’ ligt de nadruk op ‘kracht’ en niet op ‘eigen’. Het betekent niet: omarm je innerlijke vulkaan en zoek het leven dat zo goed bij jou past dat je het wilt omhelzen met duizend armen. Wat volwassenen bedoelen is: vind de kracht die ons goed uitkomt. Vind de kracht om te slagen in de prestatiemaatschappij. Of, als dat niet lukt: vind de kracht om de pijn die de samenleving je doet te incasseren zonder ons ermee te vermoeien.

Dit is geen zachte maar een harde kracht, die onze kinderen ook nog eens tegen zichzelf dienen te keren. Ze worden de bewakers van hun eigen misère; de hoeders van hun eigen onderdrukking; de cipiers van hun eigen innerlijke gevangenis.

En daarmee gaat zelfs nog meer verloren dan alleen hun kans op ontspanning en levensvreugde. In een essay in Vrij Nederland citeert Tom Grosveld de filosoof Byung-Chul Han: ‘De eis tot optimalisering van de ziel, die in werkelijkheid een aanpassing aan bestaande machtsverhoudingen afdwingt, verhult maatschappelijke misstanden.’ En: ‘Terwijl we dokteren aan onze eigen ziel, verliezen we de maatschappelijke verbanden die tot sociale verstoringen leiden uit het oog. Als angsten en onzekerheden ons kwellen, stellen we niet de maatschappij maar onszelf daarvoor verantwoordelijk.’ We vervangen maatschappijkritiek door persoonlijke groei, stelt Grosveld. Het resultaat, aldus Han, is dat er geen revolutie volgt, maar depressie.

Ziedaar het lot van onze kinderen. In alle angst en stress zijn ze gaan geloven dat het allemaal aan hen ligt; ze zien het falen van de prestatiemaatschappij als hun eigen falen; ze verwijten zichzelf dat ze het onverdraaglijke niet beter kunnen verdragen. Ze verzuipen stilletjes, zonder verzet. Wanneer zegt de wereld der volwassenen: genoeg is genoeg? Vanaf vandaag is succes ondergeschikt aan liefde? Vanaf nu laten we alleen nog de zachte krachten winnen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op 6 juli, volgens klimaatwetenschappers de warmste dag op aarde in 125.000 jaar, kondigde oliegigant TotalEnergies aan dat het bedrijf het leeuwendeel van zijn geld zal blijven investeren in fossiele brandstoffen. Dezelfde dag gaf Shell-CEO Wael Sawan een interview waarin hij het ‘gevaarlijk en onverantwoordelijk’ noemde om de productie van olie en gas terug te dringen.

Uiteraard had hij er een mooi praatje bij. Als we Sawan moeten geloven, is het niet dat de aandeelhouders van Shell dollartekens in hun ogen hebben na de winst van bijna 40 miljard van vorig jaar; het is dat hij zich oprecht zorgen maakt over arme huishoudens die de gestegen energiekosten moeten ophoesten. Bovendien is hij trots: Shell heeft nu al voldaan aan het voornemen om de productie van fossiele brandstoffen voor 2030 met 20 procent terug te dringen. Het bedrijf heeft namelijk een deel van zijn boorlocaties verkocht aan een ander olieproducent – een ingreep die de administratie kloppend maakt, maar waarvan het klimaat niet onder de indruk zal zijn.

Ook in Nederland was er geen gebrek aan fraaie woorden. Shell wil op de Tweede Maasvlakte een waterstoffabriek bouwen van hout en ecowol, met rondom een duinlandschap voor vogels. In de Volkskrant schetste hoogleraar en voormalig Shell-medewerker Gert Jan Kramer een rooskleurige toekomst: de zware industrie kan in 2050 volledig klimaatneutraal en circulair zijn, en bedrijven weten intern vaak al hoe dat technisch kan.

Daar zitten wel een paar haken en ogen aan. Zoals: het is gelul. Uit wat klasse graaf- en rekenwerk van Investico blijkt dat de chemie- en raffinagesector fiks zal moeten krimpen om aan alle duurzaamheidseisen te voldoen. ‘Rapporten draaien er omheen. De bedrijven die het betreft, zoals DOW, Shell of ExxonMobil, zwijgen er liever over’, schrijft Investico. Maar er is – volgens de cijfers van Kramer zelf – gewoon meer energie nodig dan men kan maken om deze industrieën in de huidige omvang te vergroenen.

Daarbij rekenen de bedrijven er zelf ‘stilletjes op om in 2050 nog steeds grote hoeveelheden fossiele aardolie in Nederland te verwerken – tot wel zeventig procent van het huidige. De geproduceerde benzine en diesel gaat dan naar naar veelal armere landen, waar minder strenge klimaatregels gelden.’ En die eco-knuffelige waterstof van Shell? Die wil het bedrijf gebruiken om verderop in de haven onder andere diesel te raffineren, meldt Investico. Terwijl ze ons in slaap sussen met zoete beloftes bereiden deze industriële bedrijven zich rustig voor op een diep fossiele toekomst, waarin ze, net als nu, fluitend geld verdienen aan de verwoesting van onze enige planeet.

We gaan het deze verkiezingstijd vast weer regelmatig horen: dat het bedrijfsleven onmisbaar is in de overgang naar een duurzame samenleving. Dat we het allemaal niet zonder hen kunnen. Maar de waarheid is: we kunnen het niet mét hen.

Grote bedrijven zijn namelijk gemaakt om elke vorm van verantwoordelijkheid te ontlopen. Dat is de aard van het beestje. Ze zijn in de loop der tijd zo gestructureerd dat ze zowel fysiek als legaal als moreel op grote afstand staan van de gevolgen van hun activiteiten, schrijft hoogleraar David Whyte in zijn boek Ecocide.

Zo is, omdat grote bedrijven zelf rechtspersonen zijn, geen enkel individu echt aansprakelijk. En CEO’s voelen dat dan ook niet zo, stelt Whyte. Dus nemen ze alle beslissingen, ook over leven en dood, vanuit economisch oogpunt. Uitbuiting, vernietiging en uitroeiing doen er minder toe dan de vraag wat goed is voor de aandeelhouders. ‘Ze kunnen zich blijven focussen op winst maken zonder dat ze ooit de menselijke gevolgen van hun beslissingen hoeven te zien of kennen’, schrijft Whyte. Hij noemt grote bedrijven ‘de dodelijkste menselijke uitvinding’. De ondertitel van zijn boek is dan ook: ‘Kill the corporation before it kills us’.

Dat is een uitstekend advies. Het is tijd dat politici eerlijk zijn: BV Nederland gaat ons niet redden. Sterker nog: als ze grote bedrijven blijven vertrouwen, zullen die bedrijven ons zonder aarzeling of wroeging de afgrond in rommelen. De winst zal zijn voor de aandeelhouders, maar de prijs zal betaald worden door al het leven op aarde.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als het aan jonge mensen had gelegen, was de BBB bij de Provinciale Staten-verkiezingen niet de grootste geworden. Van alle kiezers die op deze boeren-eerst-natuur-nooit-partij hebben gestemd, waren veruit de meesten 50-plus. Slechts 3 procent was 18 tot 24 jaar oud. Een smet op de overwinning: geen enkele andere partij deed het zo slecht onder jongeren.

Het zette me aan het denken. Wat als jonge mensen het voor het zeggen hadden? Nou, om iets te noemen: als bij de laatste Tweede Kamer-verkiezingen alleen jongeren tot 24 jaar hadden mogen stemmen, had GroenLinks geen zetels verloren en was niet de VVD maar D66 de grootste partij geworden.

Sowieso stellen jongeren vaak andere prioriteiten. EenVandaag peilde al eens dat een flinke meerderheid van de jongelui zich zorgen maakte over het klimaat, terwijl het merendeel van de ouderen dat niet deed; die zaten vooral in de piepzak over wie alle maatregelen moest gaan betalen. Hetzelfde blijkt uit andere studies: kinderen en jongeren zijn ongeruster over het klimaat dan de gemiddelde boomer, en willen beter beleid. Bovendien, zo schreef VN-jongerenvertegenwoordiger Sarah Oey gisteren in Trouw, laat onderzoek zien dat jonge mensen vaak boos en angstig zijn over het klimaat. Ze voelen zich in de steek gelaten door volwassenen.

Even tussendoor: daarin hebben ze natuurlijk gewoon gelijk. Terwijl de rijken rijker worden, wordt de klimaatcrisis erger. Terwijl multinationals hun miljardenwinsten tellen, gaat het grote uitsterven van planten- en diersoorten gewoon door. Terwijl politici op hun handen zitten, is een eigen huis of vaste baan voor veel jonge mensen een fata morgana. Hoogleraar Ewald Engelen vatte de positie van jongeren zo samen: ‘Ze zijn absolutely fucked, en ze weten het.’

Dit maakt jonge mensen, naast groener dan de grijsaards, ook kritischer op dat andere grote probleem van onze tijd: kapitalisme. Een Britse denktank becijferde dat bijna 80 procent van de jongeren de schuld voor de huizencrisis bij het kapitalisme legt, dat driekwart vindt dat de klimaatcrisis een ‘specifiek kapitalistisch probleem’ is en dat twee derde liever in een socialistisch economisch systeem leeft. Zelfs in de Verenigde Staten, waar kapitalisme de tweede staatsreligie is, verwerpt meer dan de helft van de jonge mensen dit systeem. In Nederland citeerde Het Parool de 16-jarige Sytze Fortuin: ‘Ik hoop dat wij kunnen bijdragen aan de afbraak van het neoliberale kapitalisme.’

Er is een nieuwe protestgeneratie opgestaan, duidde psycholoog Jos Ahlers. ‘Jongeren zien de hele dag hoe overal ter wereld het systeem faalt.’ Dat is frustrerend, zei ook Pippi van Ommen, 26 en actief bij Extinction Rebellion en Milieudefensie. ‘De helft van alle CO2-uitstoot is van na 1990. Ik ben geboren in 1996. Toen waren er al internationale klimaattoppen geweest, maar nog steeds is er niets gebeurd.’ Ze geeft echter niet op. ‘Dit is de defining decade. Nu bepalen we hoe de wereld eruit gaat zien voor ons en alle generaties na ons.’

Ook zij heeft groot gelijk. De vraag is alleen: wie mag dat precies bepalen? De laatste verkiezingsuitslag laat zien hoe in een vergrijsd land de stemmen van jonge mensen kunnen verzuipen in die van de na-ons-de-zondvloed-generatie. Minderjarigen hebben rode-potlood-technisch al helemaal niets in de melk te brokkelen. Waarmee we zijn aangekomen bij een groot onrecht in het hart van onze democratie: degenen die het langst met de consequenties van beleid moeten leven, hebben er het minst over te zeggen.

Dit is geen natuurwet. Het onrecht komt voort uit keuzes, lang geleden gemaakt – door volwassenen. Bijvoorbeeld de beslissing om in het stemrecht een scheve vorm van discriminatie in te bouwen: wel een minimumleeftijd, maar geen maximumleeftijd. Of om kinderen om allerlei redenen het stemrecht te ontzeggen – ze zijn onervaren, het gaat ze boven de pet, ze zijn beïnvloedbaar – terwijl we dit bij volwassenen geen geldige gronden vinden om ze de toegang tot het stemhokje af te nemen. Als onze kinderen, de aarde en de toekomst ons lief zijn, dan is het nu tijd om die keuzes te heroverwegen. Verstandige jonge mensen staan klaar om de wereld te veranderen. Geef ze die kans.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dit is de realiteit: terwijl wij, gewone stervelingen, deze winter leerden om in drie minuten te douchen en warm te blijven in een huis van 17 graden, maakte Shell over 2022 een recordwinst van 37 miljard euro. Een andere olie- en gasgigant, BP: 26 miljard. ExxonMobil: 52 miljard.

Terwijl wij onze kinderen vertelden dat ze moesten kiezen tussen gitaarles en voetbal, want allebei kunnen we niet meer betalen nu de boodschappen zo duur zijn, harkte Unilever – het bedrijf achter onder meer Knorr, Unox en Dove – een jaarwinst binnen van bijna 10 miljard euro. Heineken: 4,5 miljard. Ahold Delhaize, van bijvoorbeeld bol.com en Albert Heijn: 2,5 miljard.

Dit is de realiteit: we worden genaaid waar we bijstaan. Ons is verteld dat we in een soort economische noodsituatie verkeerden, door de oorlog tegen Oekraïne, de pandemie, grondstoftekorten. Het zijn gewoon moeilijke tijden. Zet de tering naar de nering. ‘We moeten beseffen dat we collectief een stukje armer zullen worden’, zei onze minister van financiën, Sigrid Kaag. Onzin, natuurlijk. We werden helemaal niet ‘collectief’ armer. Veel burgers, de kwetsbaarsten het eerst en het hardst, werden armer. Multinationals en aandeelhouders werden heel veel rijker.

Dit is de realiteit: het grootkapitaal schaamt zich nergens meer voor. Een Unilever-topman kondigde alvast aan dat de boodschappen dit jaar nog duurder zullen worden. De eindbaas van Shell liet weten dat zijn bedrijf het muizenhapje dat ze uitgeven aan duurzame energie – nog geen 3 procent van hun investeringen, becijferde Follow the Money – niet gaan verhogen. De prioriteit ligt bij ‘aantrekkelijke opbrengsten waarmee we onze shareholders kunnen belonen’. Bij geld voor mensen die al rijk zijn, dus. Niet bij mensen in de kou, niet bij onze planeet, niet bij iets waar gewone lieden wat aan hebben.

Niet iedereen snapt waarom deze realiteit mij zo dwars zit. Sommigen zeggen: ‘Shell maakt gewoon handig gebruik van de wetten van vraag en aanbod.’ Of: ‘Het staat je toch vrij de spullen van Unilever links te laten liggen? Dat is het mooie van kapitalisme: er is concurrentie en keus voor consumenten.’

Is dat het mooie? Ik vraag het me af. Een van de grootste politieke veranderingen van de afgelopen vijftig jaar is dat we onze problemen niet meer collectief adresseren, maar als individuen, schreef George Monbiot in The Guardian. Onder invloed van de marketing van het grootkapitaal zijn we veranderd van burgers in consumenten. ‘Het is niet moeilijk te zien waarom we deze kant opgestuurd zijn’, betoogt hij. ‘Als burgers die zich samen verenigen om politieke verandering te eisen, zijn we machtig. Als consumenten zijn we bijna machteloos.’

Dit is de realiteit: als een bedrijf een smerig hoge winst maakt in tijden van crisis, kunnen we inderdaad stemmen met de voeten, en onze benzine of soep-in-zak voortaan ergens anders halen. Als we vooral consumenten zijn, dan is dat de reikwijdte van onze macht. Misschien verandert er iets, misschien niet. Is dat nog acceptabel?

Is het nog acceptabel om een economisch systeem in stand te houden waarin gewone mensen kromliggen en de aarde verwoest wordt, terwijl CEO’s en aandeelhouders andermaal proosten op een job well done? Is het acceptabel dat onze regering en ons gekozen parlement niet kunnen voorkomen dat het volk genaaid wordt terwijl het grootkapitaal er met miljardenwinsten vandoor gaat? Leven we dan nog wel in echte democratie?

Dit is de realiteit: als het antwoord op die laatste vraag geen volmondig ‘ja’ is, dan is een ander merk pindakaas kopen niet genoeg. Dan moeten we absoluut en onmiddellijk in de eerste plaats burgers zijn. Want als burgers mogen we meer verlangen dan als consumenten. We mogen een economie verlangen die voor ons en voor de planeet werkt, in plaats van voor het grootkapitaal. We mogen van onze leiders verlangen dat ze met rechtvaardige oplossingen komen in plaats van met sussende kullebul over ‘collectief een stukje armer’. We mogen verlangen dat het leven altijd voorrang krijgt op het grote geld.

En zolang dit geen realiteit is, moeten we ons verzetten. Samen, met alle macht die we hebben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.